Terug

De tramlijn Leuven-Aarschot.

Naar aanleiding van het jaarthema van de Open Monumentendag editie 1994 (Vervoer en Vervoering), brengt de Holsbeekse Werkgroep Heemkunde een bijdrage over de ooit voorziene, maar nooit uitgevoerde tramlijn Leuven-Aarschot. Deze tramlijn zou onze gemeente van west naar oost doorkruisen (zie kaart).

De NMVB/SNCV (Nationale Maatschappij Voor Buurtspoorwegen - Societé Nationale des Chemins de Fer Vicinaux) wordt opgericht door de wet van 24 juni 1885. Ze krijgt als taak, via een net van stoomtrams de kleinste dorpen van het land met de grotere centra te verbinden.

De jaarverslagen van deze maatschappij maken voor het eerst melding van een lijn Aarschot-Leuven-Werchter in het jaar 1900. Men kondigt aan de bestaande werkplannen bij te werken en deze definitief ter goedkeuring aan de regering voor te leggen. Het opzet van deze tramlijn wordt in de Holsbeekse gemeenteraad behandeld in de zitting van 13 juli 1899. Op voorwaarde dat de lijn passeert langs Attenhoven, het dorpscentrum en het gehucht Dutsel, dringt de raad aan op een zo snel mogelijke uitvoering, zal men ijveren voor een bijdrage van staat en provincie, en wil de gemeente bijdragen in de kosten van het project.

Op 20 december 1901 verstuurt de NMVB haar plannen naar de regering. Het resultaat vernemen we in het jaarverslag 1902: de minister van Spoorwegen, Post en Telegrafie schrapt het gedeelte Leuven-Werchter en vraagt een nieuw beschrijvend verslag op te stellen, beperkt tot het gedeelte Leuven-Aarschot.

In 1903 hebben de Belgische staat, de stad Aarschot, de gemeenten Holsbeek, Sint-Pieters-Rode en Nieuwrode reeds ingestemd met een financiele bijdrage. De kostprijs wordt begroot op 1.476.000 fr., (70.000 fr./Km). De jaarrente bedraagt 3.50%. Het verslag uit 1905 geeft Tegelijkertijd vraagt de NMVB de toelating om palen voor de telefoonlijn (voor de dienst van de buurtspoorweg) op te richten langsheen het traject. De instemming van de stad Leuven en de gemeenten Kessel-Lo en Kortrijk-Dutsel ontbreken nog. Zodra deze ontbrekende overeenkomsten er zijn, kan men starten met de terreinstudie.

In het beschrijvend verslag van de tramlijn (gedateerd 18 januari 1904) gericht aan de gemeenten lezen we:

"De lijn is ontworpen op de spoorbreedte van 1.0 meter tussen de riggels. Zij zal aanvang nemen aan het middelpunt van het ontvangstgebouw der statie Leuven, zal het spoor van de lijn Leuven-Diest ontleenen tot onder de brug van de spoorweg Leuven-Brussel en zal op bijzondere stelling gelegd worden om in de nabijheid van Kessel-Loo het gehucht 'Attenhoven' en de dorpskringen Holsbeek, Cortrijk-Dutzel, Sint-Pieters-Rhode en Nieuwrhode door te trekken; zij zal hare samenkomst met de buurtlijn Haacht-Aarschot-Thienen bewerkstelligen tussen de 17den en 18den kilometrische paal van den provincieweg Aarschot-Diest en zal het spoor van gemelde lijn ontleenen om Aarschot te doorlopen en te eindigen aan het ontvangstbureel der statie dezer laatste stad..."

In 1904 wordt in het jaarverslag uitdrukkelijk vermeld dat Kessel-Lo weigert tussen te komen in de vorming van het kapitaal, en dat het project aldus dient uitgesteld. Het verslag van 1905 geeft te kennen dat ook Leuven nog dient te onderschrijven, in 1906 is deze stad blijkbaar de enige partij waarop men wacht. Men wil dit opvangen door de bijdrage van de andere gemeenten te verhogen. Het wordt nu enkele jaren stil rond het project.

In 1909 komt er terug schot in de zaak: het traject wordt ingrijpend gewijzigd om alle partijen voldoening te geven, en de besturen worden opnieuw uitgenodigd om in te schrijven voor het kapitaal.

Het gewijzigd beschrijvend verslag (gedateerd 6 maart 1911) luidt nu:

"...zal het spoor van de lijn Leuven-Diest ontleenen tot een weinig over Blauwput, de baan volgen welke naar de kom van Kessel-Loo leidt (d.i. de huidige Borstelsstraat), zal dezen dorpskring doorlopen en zich op afzonderlijke bedding stellen om door te gaan in de nabijheid van het gehucht 'Attenhoven' en langs de dorpskringen Holsbeek, Cortrijk-Dutzel, Sint-Pieters-Rhode, Hauwaert, Nieuwrhode en Gelrode; zij zal hare verbinding met de buurtlijn Haacht-Aarschot-Thienen verwezenlijken op de provinciale baan Leuven-Aarschot op ongeveer 200 meters van de varkensmarkt dezer laatste stad en zal het spoor van gemelde lijn ontleenen..."

Op 24 januari 1910 verstuurt het bestuur der buurtspoorwegen aan de betrokken gemeentebesturen een bundel voor het inrichten van een openbaar onderzoek, zoals deze werden ingediend op 15 januari 1910 om de concessie (Leuven-Aarschot) te bekomen.

Zo brengt het gemeentebestuur van Holsbeek op 3 februari 1910 de belanghebbenden d.m.v. een aanplakbericht op de hoogte van deze inrichting van de buurtspoorweg. We weten het dat in Kortrijk-Dutsel ook werd afgeroepen. Samen met het plan van het traject, gelegen op de eigen deelgemeente, liggen de tarieven der vervoersprijzen alle dagen (zon-en feestdagen niet inbegrepen) ter inzage op het secretariaat van het gemeentehuis.

Het proces-verbaal van commodo en incommodo van de gemeente Holsbeek wordt afgesloten door burgemeester De Bruyn op 17 februari 1910, bevattend vijf klachten. Te Kortrijk-Dutsel sluit burgemeester De Preter het proces-verbaal af op 25 februari 1910, het bevat twee schriftelijke tegenkantingen.Te Nieuwrode meldt burgemeester Claes op 9 maart 1910 tijdens de raad drie klachten. We lezen als bezwaren: het doorsnijden van landbouwpercelen, de bemoeilijking van het bereiken van de landbouwgrond vanuit de hoeve, het gevaar voor de huisgenoten, de onmogelijkheid om met de beesten uit de stal te geraken, het verlies van de mestput...

Merkwaardig is het feit dat de Nieuwrodense raad suggereert de tramlijn te leggen langsheen de nieuwe baan van groot gemeenschappelijk verkeer, welke nog datzelfde jaar zal worden aangelegd tussen Nieuwrode en Gelrode. Deze vermelding leert ons dat de Panoramastraat (tot het kruispunt met de Sint-Jobsweg) overeenkomt met het geplande traject van de oude trambedding. Bovendien bestond dit gedeelte van de weg voordien helemaal niet.

Na goedkeuring door de raad worden de ingezonden plans en bijgevoegde stukken, samen met het verslag van de beraadslaging van de gemeenteraad en het proces-verbaal, naar de gouverneur toegezonden.

Benevens de administratieve afwikkeling rond het te volgen traject en de te kiezen inplantingsplaatsen der stations, dient elk gemeentebestuur nog te worden overtuigd om in te stemmen met de door haar te leveren financiele bijdrage. Hier treedt een eerste probleem op. De gemeenten Kessel-Lo en Gelrode weigeren (ondanks herhaaldelijke tussenkomsten) bij te dragen in de vorming van het kapitaal voor de lijn. Het benodigde kapitaal is ondertussen opgelopen tot 1.660.000 fr. (72.500 fr./Km), de jaarrente tot 3.65%. In een brief aan de andere gemeenten wordt gevraagd de ontbrekende som van 29.000 fr. op zich te nemen.

In 1911 hebben alle geďnterresseerde gemeenten, uitgenomen Holsbeek, hun deel van het kapitaal onderschreven. Het openbaar onderzoek wordt afgerond in 1912 en de vergunning wordt definitief verkregen op 28 mei 1913. De concessie verkrijgt het nummer 190.

Ondertussen wordt men ongeduldig over de komst van de tram . Het Aarschotse weekblad "De Klok" bericht in zijn editie van 18 januari 1913:

"Hij komt!
Wie dat? Wel, de tram van den Langeberg. Van den Langenberg? Wel ja, de tram waarvan de Klok schreef in 't begin van de twintigste eeuw: 'zoo dat wij binnen 2 jaren van Aarschot naar Leuven kunnen rijden.' Welnu die tram komt. Alles is geregeld. Die tram zal nu dees jaar nog wat moeten rondrijden in de Bureelen te Brussel, maar er zal volle stoom gegeven worden, zoodanig dat wij hem toekomende jaar zullen hooren fluiten. Dank aan onze aanhoudende werkers."

Op 25 februari 1914 richt de Nationale Maatschappij voor Buurtspoorwegen een schrijven aan de gemeentebesturen, waarin ze aankondigen de perceelsplannen op te stellen, teneinde de gronden aan te kopen. De openbare besturen worden wel gevraagd vooraf de verhoging der jaarrente (3.9% naar 4.35%) goed te keuren. De Eerste Wereldoorlog breekt uit en de plannen worden opgeborgen...

Een schrijven van 27 juli 1923 vermeldt: "De aanleg van de lijn Leuven-Aarschot kon wegens den oorlog niet aangevangen worden. Ten gevolge van den aanzienlijken opslag der materialen en het arbeidsloon, is het oorspronkelijk kapitaal thans ontoereikend om deze lijn te verwezenlijken..;" . Het bijkomend kapitaal wordt geschat op 3.140.000 fr. De jaarrente is ondertussen gestegen naar 5.50%.

De jaarverslagen van de NMVB uit de periode 1923 tot 1937 vermelden dat de onderhandelingen bezig zijn. In 1938 wordt van de vergunde lijn vermeld dat ze nooit zal worden aangelegd... De gemeenten worden op 19 mei 1939 per brief verwittigd dat "het onmogelijk is gebleken de onmisbare bijkomende kapitalen samen te stellen, en de raad van bestuur besloten heeft af te zien van de uitvoering van het ontwerpen voor de lijn.". De gemeenten worden bij dit schrijven ontslagen van de aangegane verbintenissen in de onderschrijving van het kapitaal. Het definitief einde van de tramlijn.

In een volgende deel bespreken we ondermeer de twist tussen Nieuwrode en Houwaart, de verkregen trajectwijzigingen ,vergelijken we de kadasterbenamingen met de huidige plaatsnamen, evalueren we de kosten en de verwachte opbrengst en geven we tenslotte de door ons gekende anecdotes. Elkeen die nog iets kan bijdragen over de aanleg van de tramlijn wordt hierbij opgeroepen contact op te nemen met Urbain Radelet (016/44.64.64) of Rudy Janssens (016/44.62.06). Tijdens het voorjaar zal een diamontage rond deze tramlijn worden vertoond, waarbij elkeen van nabij kan kennisnemen met het geplande project.

Deze publicatie kwam tot stand in samenwerking met de v.z.w. Antwerps Tram- en Autobusmuseum , gesitueerd in het recreatiedomein "Fort V" te Edegem. Het is gratis toegankelijk en open van Pasen tot einde oktober, elke zaterdag, zondag en wettelijke feestdag van 14u tot 18u. De verzameling bestaat uit meer dan 30 oude prachtig gerestaureerde trams en autobussen, vele voorwerpen en heel wat documenten en foto's. Een bezoek waard...
ir. Rudy Janssens
Terug